De vondst van meerdere ovens in elkaars nabijheid kan wijzen op beperkte, tijdelijke industrie waarbij een groot aantal bakstenen op korte tijd moest geproduceerd worden. Bijvoorbeeld de wederopbouw van Arnemuiden na de verwoestingen door de Spanjaarden rond 1574 of overstromingen van de Arne midden 15e eeuw.
Het werk op deze steenbakkerijen was zwaar en de zwarte stinkende rookwalmen die over de dorpen en steden kwamen aanwaaien, konden op weinig waardering rekenen. Veel arbeid kwam op de schouders van vrouwen en kinderen terecht.
De ovens bestaan uit verschillende banken waarop de ongebakken stenen opgestapeld lagen met daartussen smalle stookgeulen. Een langgerekte kuil die aan de rand van het plangebied gevonden is, zou mogelijk als kleiwinningszone geïnterpreteerd kunnen worden. In deze kuil lagen een grote hoeveelheid baksteenfragmenten en verbrande klei, mogelijk misbaksels en afval uit de ovens.
Een gedeelte van de bakstenen is in de oven blijven liggen, waarschijnlijk omdat ze door oververhitting onbruikbaar waren geworden. Door de grote hitte ging het zout in de klei verglazen en kregen sommige bakstenen een groene kleur. Deze verglaasde stenen ging men later ook als decoratieve elementen gebruiken in gebouwen.
In de ovens aan de Derringmoerweg konden zo’n 225 bakstenen per laag tegelijk worden gebakken. Het is niet bekend hoeveel lagen er op één bank konden worden opgestapeld, maar het is duidelijk dat er bij elke bakking behoorlijk wat stenen gemaakt konden worden.